Kennisplatform voor Oost Nederland

Verjaring en hoofdelijke aansprakelijkheid

Onlangs deed de rechtbank Midden-Nederland een uitspraak waarin twee interessante rechtsfiguren aan de orde zijn: hoofdelijke aansprakelijkheid en verjaring. Alvorens op de casus inhoudelijk in te gaan, zal ik kort beide figuren beschrijven.

Van hoofdelijke aansprakelijkheid is sprake als een schuldeiser een bepaald recht (bijvoorbeeld het recht op betaling van een geldsom) jegens verschillende schuldenaren geldend kan maken. Hoofdelijke aansprakelijkheid komt vaak voor in situaties waarin een directeur door de bank gevraagd wordt om in privé mee te tekenen voor de verplichtingen van de zaak. Daarmee stelt hij zich hoofdelijk aansprakelijk voor hetgeen de bank te vorderen heeft van de onderneming.   Hoofdelijke aansprakelijkheid kan ontstaan uit een overeenkomst (zoals in het genoemde geval) maar ook uit de wet. Hoofdelijke aansprakelijkheid doet zich ook voor bij de vennoten van een vennootschap onder firma. De zakelijke schuldeisers zullen zich in eerste instantie verhalen op de onderneming, maar als die niet kan betalen, dan kunnen de schuldeisers kiezen bij welke vennoot zij hun geld gaan halen.

Door verjaring verliest de schuldeiser zijn recht om nakoming door de schuldenaar te eisen en af te dwingen. De wet bepaalt in welke gevallen sprake is van verjaring en vooral wanneer. Voor de meeste ‘gewone’ geldvorderingen geldt dat deze verjaren na verloop van vijf jaar. Om verjaring te voorkomen zal de schuldeiser voordat de verjaringstermijn is verstreken schriftelijk en ondubbelzinnig aan de schuldenaar te kennen moeten geven dat hij nog altijd aanspraak maakt op nakoming van de betalingsverplichting. Dat wordt het stuiten van de verjaring genoemd. Indien niet tijdig een stuitingshandeling wordt verricht, dan verliest de schuldeiser het recht om nakoming af te dwingen. Dat betekent overigens niet dat als de schuldenaar toch vrijwillig zou betalen, die betaling onverschuldigd zou zijn. Hij kan dan niet terugvorderen.

In de kwestie waarover de rechtbank Midden-Nederland zich heeft gebogen, kwamen verjaring en hoofdelijkheid samen aan de orde. Het betrof een claim jegens een vennootschap onder firma. Door de schuldeiser was tijdig een stuitingshandeling verricht. De vraag die vervolgens op kwam was of de stuiting van de verjaring die aan de vennootschap onder firma was gericht, ook werkte ten aanzien van de vennoten. De vennoten zijn immers hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen van de

vennootschap. De vorderingsrechten ten aanzien van de verschillende hoofdelijke schuldenaren zijn aan te merken als afzonderlijke vorderingsrechten. Dat betekent dat als ten aanzien van de ene schuldenaar een stuitingshandeling wordt verricht dat geen effect heeft ten aanzien van de andere schuldenaren. De crediteur heeft in de onderhavige kwestie een stuitingsbrief gestuurd aan de   vennootschap onder firma, ‘ter attentie van de directie’. De stelling van de schuldeiser luidde dan ook dat de stuitingshandeling ook gericht was tot de hoofdelijk aansprakelijke vennoten. De aangesproken vennoten hebben bij de rechtbank met succes betoogd dat de verjaring ten aanzien van hen een feit was.

Van belang is dan ook om in geval van een hoofdelijke of mede- aansprakelijkheid ook duidelijk de andere schuldenaren te laten weten dat ook jegens hen nog altijd ondubbelzinnig aanspraak wordt gemaakt op nakoming van de verplichtingen.

Wilt u in contact komen met mr. Tian Herstel of wilt u zijn overige columns lezen? Kijk dan op zijn eigen columnisten pagina.

Delen via

Zoeken naar: