Een ballonvaart vereist een vaste reeks technische handelingen binnen het kader van het Nederlandse luchtruim. De operatie bestaat uit een voorbereidingstraject, vluchtuitvoering, communicatie met luchtverkeersleiding en een gecontroleerde landing. Per vaart worden keuzes gemaakt op basis van weersituatie, luchtstromen en locatie-eisen. Alle stappen worden afgestemd tussen de piloot, het grondteam en de bevoegde autoriteiten.
Grondanalyse voorafgaand aan de start
Voorafgaand aan de vaart wordt een terrein gekozen waar ruimte is voor het opstellen van het ballonmateriaal. De ondergrond moet vlak zijn, zonder obstakels zoals bomen, afrasteringen of bebouwing binnen 100 meter. Er wordt rekening gehouden met windrichting en bereikbare landingszones binnen het verwachte vaarttraject. In overleg met grondeigenaren worden afspraken gemaakt over toegang en herstel van sporen na afloop.
Weerbeoordeling en besluitvormingsproces
Een ballonvaart wordt alleen uitgevoerd onder stabiele weersomstandigheden. De piloot beoordeelt temperatuur, windrichting, windsterkte op verschillende hoogteniveaus en zichtbaarheid. Er worden geen vaarten uitgevoerd bij regen, thermiek of windsnelheden boven een vastgestelde drempel. De beoordeling gebeurt op basis van realtime weerdata, visuele waarneming ter plaatse en beschikbare luchtvaartinformatie van de dag zelf.
Veiligheidsroutine en technische voorbereiding
Tijdens de opbouw wordt de ballon gecontroleerd op beschadigingen, lekkages en bevestigingspunten. De mand, brander en gasflessen worden bevestigd volgens vaste procedures. Brandertests worden uitgevoerd op minimaal 25 meter afstand van toeschouwers. Alle veiligheidsvoorzieningen, waaronder brandblussers en communicatieapparatuur, moeten operationeel zijn. De passagiers krijgen instructies over gedrag in de mand, landingshouding en noodgevallen.
Vluchtuitvoering en contact met luchtverkeersleiding
Zodra de ballon opstijgt, registreert de piloot zijn positie en hoogte bij de betreffende verkeersleidingseenheid als dat vereist is. Tijdens de vaart wordt visueel genavigeerd, met voortdurende monitoring van luchtruimstructuren, nabijgelegen objecten en weersveranderingen. De vluchtduur bedraagt gemiddeld 45 tot 75 minuten, afhankelijk van windrichting en terrein. Luchtballonvaarten door heel Nederland worden uitgevoerd op basis van vooraf vastgestelde vaartplannen en registratiedocumenten.
Landingsprocedure en inzet van volgvoertuig
De piloot kiest een landingslocatie met voldoende ruimte, bij voorkeur met open zichtlijnen en vlak terrein. Tijdens de daling wordt gasdosering afgewisseld om een gecontroleerde afbouw van hoogte te bereiken. Bij de landing nemen passagiers de juiste houding aan. Het grondteam arriveert ter plaatse voor demontage, controle en transport van het materiaal. Locatiegegevens worden geregistreerd en eventueel gemeld bij luchtvaartinstanties indien vereist.
Documentatie en hergebruik van uitrusting
Na afloop wordt het materiaal geïnspecteerd en indien nodig gereinigd of gerepareerd. Brander, mand en omhulling worden opgeslagen onder gecontroleerde omstandigheden. Vluchtrapporten, weersgegevens, locatiecoördinaten en deelnemerslijsten worden centraal gearchiveerd. Deze informatie wordt gebruikt voor kwaliteitscontrole, traceerbaarheid en evaluatie van vluchtveiligheid.